Vast staat dat we afscheid gaan nemen van aardgas. Maar wat dan? Hoe komen we in de toekomst aan warmte? Er zijn meerdere opties. Warmtenetten zijn een belangrijk alternatief. Voorlopig nog aangesloten op restwarmte van industrie en afvalcentrales, in de toekomst steeds meer op duurzame bronnen.

Paul de Beer, wethouder duurzaamheid (D66), Breda: "Ik zie de toekomst in een regionaal warmtenet met participerende burgers."

De beschikbaarheid van restwarmte verschilt van gemeente tot gemeente, maar warmtenetten zullen steeds belangrijker worden om te voorzien in een aardgasloze stad", zegt Paul de Beer. De D66-wethouder duurzaamheid van Breda kan het weten. Want al meer dan dertig jaar zijn ongeveer 17 duizend van de 77 duizend woningen in de gemeente aangesloten op het Amernet. Dat warmtenet ontleent zijn naam aan de Amercentrale, de 15 kilometer noordelijker gelegen elektriciteitscentrale. Die draait op kolen met warmte als bijproduct. Hoe duurzaam is dat? "Niet zo bijster duurzaam", zegt De Beer. "Het is volkomen logisch dat de centrale dicht gaat. Maar paradoxaal genoeg dreigt ons dit een stap terug te zetten op gebied van duurzaamheid."

Want De Beer moet er niet aan denken dat een gasgestookte centrale elektriciteit gaat maken om de warmte in het net te stoppen. En de verduurzamingsopties van de kolencentrale zijn evenmin hardgroen, weet hij. "Bijstoken van biomassa bij de kolen, leidt tot nog meer transport. Bovendien is de herkomst van de biomassa vaak ongewis." Aansluiten op de westelijk gelegen afvalverbrandingscentrale Moerdijk is voor De  Beer eveneens een twijfelachtig alternatief. "Ik sta op het punt om onze afvalstoffendienst met de slogan 'afval bestaat niet' om te dopen tot grondstoffenbedrijf", aldus de wethouder. Dus dan is het een beetje raar om de restwarmte van iets dat niet bestaat voor je warmtenet aan te wenden. "Bovendien is er een nieuwe, lange pijp nodig en schiet de hoeveelheid restwarmte van Moerdijk te kort."

De Beer zit er mee. "Het nadeel van een warmtenet is dat het een Lock-in techniek is. Dat wil zeggen dat je er voor lange tijd aan vast zit en niet flexibel in kunt spelen op nieuwe ontwikkelingen." Die zaak is actueel, want na dertig jaar moet exploitant EnNatuurlijk het warmtenet in Breda sowieso aanpassen. Het netwerk is op sommige plaatsen versleten en moet vernieuwd worden. Verder wil EnNatuurlijk aan de slag met stakeholders om het warmtenet te verduurzamen, dus schonere bronnen en een efficiënter warmtenet.
De meest duurzame bron is geothermie, maar, beseft De Beer, dat is een zaak van de lange termijn. "De techniek is nog niet goed bewezen, je moet een proefboring doen die één miljoen euro kost en dan weet je nog niet of een geschikte plek is aangeboord."

Over de acceptatiegraad van warmtenetten bij bewoners is Paul de Beer niet pessimistisch. "Er zijn klachten over de relatief hoge kosten, maar daar hebben we hier in Breda goede gesprekken over. Zo gaat de bijdrage van bewoners aan de kosten voor aansluiting op een warmtenet in fasen naar 0 euro." Er is volgens De Beer een onmiskenbare trend te zien onder consumenten richting duurzame, lokale energiewinning, waarbij ook gedeeld eigenaarschap (lokale coöperaties) steeds vaker voorkomt. "Crowdfunding voor windturbines leverde hier in Breda 1 miljoen euro op in twee dagen."

Volgens de Beer biedt een regionaal warmtenet ook kans voor extra participatie van burgers. "We moeten zeker enkele lokale duurzame bronnen op het warmtenet kunnen aansluiten. Zoals een bescheiden biomassacentrale die hout uit regionale houtbronnen verstookt. Een zonneweide of de 100 MW aan windturbines die we langs de A16 gaan plaatsen, kunnen ook bijdragen."

Jan van der Meer, warmte-regisseur van Metropoolregio Amsterdam: "Denen protesteren als ze niet op een warmtenet worden aangesloten"

Als Jan van der Meer in de schoenen stond van Paul de Beer, dan wist hij het wel. "Ik zou als de bliksem de afvalverbranding Moerdijk als vervanger nemen en mogelijk enkele andere bronnen met restwarmte van het industrieterrein in de buurt aanschakelen." Van der Meer, ex-wethouder van de gemeente Nijmegen, werkt nu zowel in de regio Amsterdam als in de omgeving Nijmegen en Arnhem als 'warmte-regisseur' aan de opgave om de bestaande warmtenetten uit te breiden en te verduurzamen. Hij opereert pragmatisch. "Ik snap heus het dilemma om de restwarmte van een overbodige kolencentrale te behouden, maar elektriciteitsproductie zonder afzet van de warmte levert een rendement van slechts dertig procent. Kun je de warmte kwijt in een warmtenet, stijgt dat tot zeventig procent of hoger."

Ook over een afvalcentrale doet Van der Meer niet moeilijk. "Kijk, ik loop al dertig jaar mee in de milieubeweging. Toen werd al gezegd dat we naar een afvalloze samenleving gaan. Maar er zijn nog steeds afvalenergiecentrales en dan kun je maar beter volop gebruik maken van de energie die in afval zit. Er zal altijd afval zijn, ook als je circulair gaat, zoals veel gemeenten willen. Vooralsnog zal er veel bedrijfsafval blijven, waaronder het nodige afval van recyclingsbedrijven, die met niet meer te recyclen spul zitten. Dan kun je daar maar beter energie van maken dan storten." Hetzelfde geldt voor afval uit Engeland en zelfs Italië dat nu in Nederland wordt verbrand. "Beter hier verbranden en de restwarmte benutten dan daar storten. Italië en Engeland kunnen dan investeren in recycling in plaats te investeren in nieuwe verbrandingsovens." En het gesleep met afval dan? "Beter afval uit Europa transporteren dan kolen halen uit Zuid-Afrika, olie uit Saoedi-Arabië en aardgas uit Rusland", antwoordt Van der Meer.

Maar natuurlijk moeten alle bedrijven verduurzamen, consumenten hun hoeveelheid afval verminderen door een circulaire economie en last but not least moet de warmte-infrastructuur verduurzamen met geothermie en als 'accu'  fungeren voor een surplus van opgewekte elektriciteit met wind ('s nachts) en zon (zomer). In een aardgasloze toekomst voorziet Van der Meer dat minstens 25 procent van de warmtebehoefte komt van warmtenetten. Groen gas is goed voor tien procent, al vindt hij dat dit gas moet worden gereserveerd voor de procesindustrie en vervoer. De rest van de warmte moet komen van supergoed geïsoleerde all-electric woningen die met warmte-koude-opslag, warmtepompen en zonnepanelen zijn uitgerust. Het geeft geen pas dat alle drie de alternatieven met elkaar gaan strijden om voorrang. "We hebben het allemaal heel hard nodig. Kijk naar Denemarken. Die zijn koploper in Europa met zestig procent duurzame energie. Meer dan 98 procent van de warmtebehoefte in de regio Kopenhagen wordt vervuld door een warmtenet. Er zijn daar Denen die protesteren dat ze nog niet op een warmtenet zijn aangesloten."

Nederland kan leren van de Denen. "Als een wijk wordt afgesloten van het aardgas en er ligt een warmtenet in de buurt dan verwacht ik dat zo’n 95% van de mensen uiteindelijk kiest voor aansluiting op het warmtenet omdat dit voor nu toch het goedkoopste alternatief is. Toch moet er keuzevrijheid zijn voor bewoners en het is prima als die resterende 5% of meer kiest voor een all-electric oplossing. De wethouder en netbeheerder moeten dan wel duidelijk vertellen dat aardgas in ieder geval taboe is en dat ze acht of tien jaar de tijd hebben voor een alternatieve verwarmingsmethode." Bij de acceptatie onder bewoners hoort ook dat stadswarmte goedkoper moeten worden dan het huidige aardgas. "Het huidige 'Niet-minder-dan anders (NMDA)-principe', wat inhoudt dat een woning die is aangesloten op een warmtenet niet duurder mag zijn dan een gemiddelde gasgestookte woning moet plaatsmaken voor een Minder dan anders (MDA)-principe. Vanaf dat moment zal het hard gaan met stadswarmte."

Michiel van den Berg, directeur warmte Eneco: "Als we eenzelfde fanatisme en inventiviteit aan de dag leggen met warmte als met olie en gas komt het helemaal goed."

Eneco is de marktleider in warmtenetten. Het energiebedrijf exploiteert drie grote netten in Rotterdam, Den Haag en Utrecht, goed voor de warmtevoorziening van een slordige 140 duizend huishoudens en honderden bedrijven. "Daarnaast verzorgen we een aantal kleinere netten, die delen van Zoetermeer, Ypenburg en Amstelveen van warmte voorzien", zegt Michiel van den Berg. Sinds tien maanden is hij directeur Warmte bij een van de laatste publieke energiebedrijven in Nederland (aandelen zijn voornamelijk in handen van de gemeente Rotterdam).

Duidelijk is dat de warmtenetten een belangrijke rol spelen in stedelijk gebied met voldoende aanwezigheid van restwarmtebronnen, zoals industrie of een afvalverbrandingscentrale en hoge bebouwingsdichtheden, zoals appartementen. Vanwege het geringe dakoppervlak zijn deze woningen amper geschikt voor zonnepanelen en zonneboilers. De bijdrage van warmte-infrastructuur aan de warmtebehoefte is momenteel gering, zegt Van den Berg. "Amper vijf procent. Studies van bijvoorbeeld McKinsey wijzen op een verdeling voor het aardgasloze tijdperk van vijftig procent all-electric, dertig procent warmtenetten en een kleine twintig procent groen gas of synthetisch gas."

Dat zou een verzesvoudiging van het huidige vermogen betekenen. Is er wel zoveel warmte voorhanden? "Zeker", zegt Van den Berg. 'Er is heel veel restwarmte van industrie en bijvoorbeeld rioolwaterzuivering. Op termijn is de geothermie een grote, onuitputtelijke bron. De warmte ligt onder onze voeten. Ik heb in vorige functies lang over de wereld gereisd voor de exploratie van olie- en gasvoorraden. Als we eenzelfde fanatisme en inventiviteit aan de dag leggen voor warmte, komt het helemaal goed." Geothermie zal op twee niveaus een rol spelen. "De ondiepe aardwarmte is goed voor warm water in een temperatuurregime van 50 tot 70 graden Celsius. Dat is vooral van belang voor tuinders en supergoed geïsoleerde moderne huizen die met lage temperatuur vloerverwarming toe kunnen." Voor binnensteden met een veel ouder woningbestand zijn temperaturen van 90 graden nodig en daarvoor moet je dieper boren. "Die diepe aardwarmte is momenteel nog geen goede businesscase. Boringen zijn duur en de risico's op mis-boren is evident. Toch boort Duitsland al grif. We moeten dat ook gaan doen, en het Ministerie van Economische Zaken moet daarbij helpen."

Voor de beoordeling van de duurzaamheid van de huidige bronnen voor warmtenetten, onderscheidt Michiel van den Berg drie fasen. "De eerste fase is warmte van fossiele bronnen, zoals kolen (waar wij niets mee te maken willen hebben) en gascentrales. De tweede fase bestaat uit alternatieve vormen van verbranding zoals afvalverbrandingsinstallaties of industriële processen, waaronder ook raffinaderijen. Daar kun je over discussiëren, maar die warmte gaat anders toch maar de lucht in. De derde fase wordt gevormd door verbrandingsloze processen zoals geothermie, restwarmte van rioolinstallaties, maar denk ook aan groene stroom die in piekuren wordt gevormd en in warmte kan worden omgezet ('power to heat')."

Het is volgens Eneco zaak om steeds een fase op te schuiven. "Een enorme opgave", vindt Van den Berg. "De lage belasting op aardgas helpt daarbij niet. Dat moet veranderen." Het zogeheten Niet-meer-dan-anders (NMDA)-principe dat woningen op warmtenetten spiegelt aan gasgestookte woningen zal daarmee ook irrelevant worden. "Warmtenetten worden vaak als 'duur' weggezet, maar vergeet niet dat als we straks van het aardgas af gaan alternatieven als all-electric eveneens enorme kosten met zich meebrengen. Er zullen oplossingen moeten komen voor de seizoensgebonden warmtevraag zoals in een koude periode in de winter. Een warmtepomp is een dure oplossing, eentje ook die vooralsnog bijzonder veel ruimte vergt."

"Minder dan anders zou fantastisch zijn", meent Van den Berg. "Warmte zal er nu al beter uitspringen als we zouden mogen variëren in tarieven. Bijvoorbeeld dat de aansluitkosten in de koopsom of renovatieprijs van de woning wordt verdisconteerd, of vastrecht kan worden afgekocht. We overleggen daarover met woningcorporaties. De infrastructuur met een leiding 'heen' en een leiding 'terug' is duur, maar daar staat tegenover dat de bron gratis is."

René Didde is wetenschapsjournalist met specialisatie in milieu, energie en duurzaamheid. Hij publiceert al meer dan 25 jaar in onder meer De Volkskrant, Binnenlands Bestuur, Technisch Weekblad en MilieuMagazine.

Lees ook:

Tekst: René Didde
Bron foto: Metropoolregio Amsterdam